Neem jouw bloeddruk metingen zittend, bij voorkeur met de rug gesteund, in een totaal ontspannen houding, na enkele minuten rust. De arm rust op een tafel en de armband ter hoogte van het hart. Tijdens de metingen mag hij niet bewegen of praten.
De metingen worden bij voorkeur ’s morgens en ’s avonds uitgevoerd. Het is belangrijk aan de patiënt te melden dat de bloeddrukwaarden kunnen verschillen van een meting tot de andere vanwege de spontane variabiliteit van de bloeddruk.
Wanneer de zelfmeting voor de eerste keer wordt uitgevoerd, is het ook aangewezen om de meting op beide armen uit te voeren, en, in geval van een verschil, om verdere metingen uit te voeren door de arm waarop de hoogste bloeddruk werd gemeten als referentie te gebruiken. Het is ook nuttig om de bloeddruk te meten alvorens de geneesmiddelen te nemen om de duur van de behandelingseffecten te beoordelen.
Zelfmetingen worden bij voorkeur uitgevoerd op basis van het geheugen van de bloeddrukmeter met of zonder de mogelijkheid om de bloeddrukwaarden af te drukken of via een door de arts overhandigd boekje voor het zelf meten van de bloeddruk. De aldus verkregen bloeddrukwaarden moeten worden voorgelegd aan de arts tijdens het controlebezoek.
De normale bloeddrukwaarden thuis zijn 130-¬‐135/85 mmHg, terwijl de norm voor de bloeddruk bij de huisarts <140/90 mmHg. Studies wijzen op de haalbaarheid van het aanpassen van de bloeddrukverlagende behandeling op basis van metingen van de bloeddruk thuis en suggereren dat een systolische bloeddruk van 130mmHg thuis een redelijke en veilige doelstelling is.